Onderwijs omdenken: 8 ingrepen

Basisschool Wittering is 1 van de 70 Slim Fit scholen in Nederland. Onderwijs omdenken zit in hun DNA. Met regisseurs, units van 100 kinderen, leerroutes en leerlingen die zelf kiezen wanneer ze naar de volgende ‘les’ of lunchpauze gaan.

Boumediene Belbachir

1. Geen jaarklassen, wel units

Marianne Rongen: “Onze leerlingen zitten niet klassiek in jaarklassen, maar in een grote groep of unit van 100 leerlingen. Zo is er een unit van 4 tot 6 jaar, van 6 tot 9, en van 9 tot 12. Een team van 6 onderwijsprofessionals zorgt voor 1 unit. ‘s Morgens om 8.15 uur komen de kinderen in een kleinere basisgroep van 25 leerlingen samen op een vaste plek in de school. Dat is voor alle duidelijkheid niet hun klas zoals bij een jaarklas, maar een samengestelde groep die veiligheid en geborgenheid geeft. De kinderen blijven dezelfde, de begeleiders wisselen dagelijks tussen de 4 basisgroepen binnen hun unit om de start en afronding van de dag te dag te begeleiden.”

“De begeleider checkt hoe elke leerling zich voelt en overloopt de planning van de dag. Om 8.30 uur waaieren ze in kleine groepjes of individueel uit naar een eigen leerplek. Naar het breinplein voor rekenen en taal, het eurekaplein voor onderzoek, de bouwplek, het atelier, het theater voor dans en muziek, of buiten.”

“Ons schoolgebouw is hier helemaal op afgestemd. Er zijn bij wijze van spreken maar 2 deuren: aan de beweegruimte en de toiletten. Voor de rest is het gebouw helemaal open. Leerlingen kunnen overal aan de slag of in de aparte functieruimtes. Hoewel het nergens echt stil is, werken leerlingen geconcentreerd. Een praatje met je collega’s van een ander unitteam gebeurt spontaan in zo’n gebouw.”

2. Geen lessen, wel leerroutes

Marianne Rongen: “De meeste leerlingen kiezen hoe hun onderwijsdag er uit ziet. Leerling A gaat bijvoorbeeld eerst naar een instructiemoment van rekenen boven zijn leeftijdsniveau, dan oefent hij zelfstandig of begeleid in, dan even een pauze in het schoolrestaurant en als hij vindt dat hij voldoende heeft geoefend en feedback van de begeleider kreeg, gaat hij naar het atelier of de beweegruimte. Leerling B start met een dansles, schuift door naar een aanbod op het eurekaplein en maakt na de lunch nog even een schilderij af in het atelier.”

“Zo’n leerroute kan individueel, maar we proberen natuurlijk ook te clusteren in groepjes. Zo voorzien we vaste instructiemomenten in groepjes van maximaal 10. Want uit onderzoek op onze school school blijkt dat je in grotere groepen onmogelijk alle leerlingen kan betrekken. Je kan ook op elk moment in het schooljaar veranderen van cluster, als je een versnelling sneller of trager wil of moet voor een bepaald onderdeel.”

3. Geen leraren, wel regisseurs

Marianne Rongen: “Naast een directeur, hebben we ‘regisseurs’ die leiding geven aan een unit en meedenken op schoolniveau. Zo is de ene regisseur verantwoordelijk voor de leer- en ontwikkelijnen, een andere neemt verantwoordelijkheid voor de begeleiding van leerlingen. ‘Mentoren’ hebben een lerarenopleiding achter de kiezen en vullen hun takenpakket aan vanuit hun interesses en competenties. De ‘begeleiders’ hebben een opleiding als onderwijsassistent of een niet-onderwijsgerelateerde opleiding. Zo hebben we soms liever een bioloog of IT’er die graag met kinderen werken dan iemand met een pedagogisch diploma met weinig voeling met onze onderwijsvisie. Die begeleiders zijn absoluut niet minder dan een leraar, maar hebben andere verantwoordelijkheden. En dan zijn er nog de ‘specialisten’ die drama, dans, beweging of buiten leren voor hun rekening nemen. Spijtig dat we nu tijdens corona geen beroep kunnen doen op vrijwilligers, want ook ouders en om het even wie is welkom voor bijvoorbeeld een introducties wetenschap en techniek, een museumbezoek te organiseren of kennis in de school te brengen.

4. Geen vakken, wel kernconcepten

Marianne Rongen: “Onze leerlingen leren door ervaringen op te bouwen in verschillende contexten en trekken daar hun eigen conclusies uit. Wij vertrekken dus niet vanuit vastgestelde leerdoelen, maar we willen dat kinderen het leven leren vanuit hun eigen ervaringen. In plaats van hapklare brokjes leerstof aan te bieden, vertrekken we van doen naar begrijpen.”

“Op het einde van de rit hebben ze dezelfde leerdoelen bereikt als in andere scholen, maar onze weg ernaartoe is anders. Zo is ons curriculum gebaseerd op 16 kernconcepten: getalbegrip en rekenen, communicatie, tijd en ruimte, macht en bestuur, energie en kracht ... In elk kernconcept draait het om dingen begrijpen en vaardigheden opdoen. Elk kernconcept staat 5 weken centraal.”

“Bij het kernconcept ‘evenwicht en kringloop’ leren ze bijvoorbeeld dat de mens op zoek is naar evenwicht en hoe dat verstoord wordt. Nu heel duidelijk in de natuur door corona, maar even goed in andere domeinen zoals economie, fysica of de maatschappij. Telkens kiezen we 1 domein als focus.”

5. Geen planlast, wel feedback

Marianne Rongen: “De inspectie gaf ons complimenten omdat we onze leerlingen door en door kennen. Nochtans vinken we niet voortdurend lijstjes leerdoelen en vaardigheden af. Natuurlijk hebben we een leerlingvolgsysteem met in een e-portfolio wat elke leerling kan, maar dat geeft geen extra administratie of planlast. We houden niet zo van uitgebreide feedback in woorden of lange verslagen. Met foto’s en filmpjes lever je vaak gemakkelijker en sneller bewijs van wat een leerling al onder de knie heeft of hoe hij zich gedraagt. We schrijven alleen iets op over leerlingen als we er later iets mee willen doen. De belangrijke elementen van je observatie onthoud je toch?”

“Elke ochtend om 7.45 uur is er een teambriefing van 20 minuten. We werken met veel deeltijdsen. Dus is een ‘overdracht’ nodig, net als in de zorgsector. Collega’s vertellen over de afgelopen dagen, wat er op de planning staat, en iedereen weet in welke functieruimte ze die dag staan. Ook belangrijk: hoe gaat het? Als je slecht geslapen hebt, houden collega’s daar rekening mee.”

“Op het einde van de dag, om 14.45 uur, plannen we een evaluatiemoment van 45 minuten. Wat ging wel en niet goed? Over welke leerlingen valt iets te melden? Zo hebben we - zelfs als je niet alle kinderen elke dag ziet - met het team een breed beeld over 100 leerlingen. We krijgen vaak de vraag: hoe kan je zoveel leerlingen grondig opvolgen? Maar in het secundair is dat heel normaal, want dan heb je meerdere klassen. Dan kunnen wij dat toch ook, en zelfs beter. Want in plaats van een paar keer teamvergadering per jaar, overleggen wij elke dag bij de start en het einde. En ‘s avonds volgt zelfs nog een mailtje met de belangrijkste info voor wie er niet bij was die dag.”

6. Weinig leraar, veel team

Marianne Rongen: “Er zijn weinig regels. Het team van een unit bepaalt veel zelfstandig en legt zijn eigen accenten. In het ene team zit meer ervaring met dyslexie of hoogbegaafdheid omdat ze daar meer zulke leerlingen tellen. De regisseur speelt de luis in de pels en vraagt af en toe: hoe gaan jullie dit aanpakken? Misschien kan het beter zo?”

“Je doet het met de talenten in je team. Als een collega in iets goed en snel is, is het logisch dat die dat vaker doet. Heb je meer ervaring in iets, dan verwachten we dat je meer aan de kar trekt. Dat kan even goed een onderwijsassistent met wat ervaring op de teller zijn. We hangen niet vast aan functies.”

“De regisseurs van de verschillende unitteams hebben geregeld overleg. En elk schooljaar zijn er 10 studiedagen waarop iedereen hoort hoe het loopt bij de andere teams en het nieuwe kernconcept wordt voorbereidt.”

“Welk type leraar gedijt in dit soort school? Heb je graag je eigen klas en werk je het liefst alleen, dan heb je hier niks te zoeken. Je moet graag samenwerken, groeikansen nemen en helemaal achter onze pedagogische waarden staan. Je moet je ‘macht’ afgeven en heel wat standaard onderwijsconcepten loslaten. Collega’s die weg gaan, vinden dat te lastig. Of ze geven zichzelf niet genoeg tijd om te oefenen en te groeien. Want een ervaren leraar van een traditionele school, start hier weer als een groentje.”

Waarom moeten kinderen hun vinger opsteken? In kleine groepjes nemen leerlingen gewoon het woord als de andere is uitgesproken, net zoals in een gesprek. In plaats van boos te zijn dat een leerling te laat is en een afspraak niet nakomt, vraag je beter waarom het buiten zo leuk was. Wij zijn er ook van overtuigd dat een leerling laat zien wat op dat moment het hoogst haalbare is. Het is aan jou om te ontdekken wat er achter een probleem zit zonder waardeoordeel. Zucht verder niet ‘dat kind is altijd zus of zo’, dat is maar een momentopname. Heb je het al eens op een andere manier geprobeerd? Wat heb jij gedaan?”

7. Niet leerlingen baas, maar eigenaarschap

Marianne Rongen: “Leerlingen bepalen wanneer ze iets onder de knie hebben en naar de volgende functieruimte gaan. Zo leren ze iets geconcentreerd af te maken en moeten ze niet van les naar les hollen. Ze kiezen ook wanneer ze nood hebben aan een pauze of naar ons ‘restaurant’ gaan voor de lunch. Groot voordeel: geen wachttijden en tijdverlies met rijen, jassen uitdoen, rustig binnen na de pauze, boekjes uitdelen voor de hele klas ... “

“Buitenstaanders denken dat leerlingen hier alles voor het zeggen hebben en niks moet, maar dat is een indianenverhaal. De leerling heeft inspraak hoe je iets leert, maar de onderwijsprofessionals bepalen wat die leert. We betrekken het kind wel altijd: dit is het plan, of heb jij een beter idee? Verder is de instructie altijd ondergeschikt aan wat er gebeurt. Als er een ruzie was op de speelplaats of thuis, doen we daar eerst iets aan.”

8. Geen buikgevoel, maar onderzoek

Marianne Rongen: “Mensen denken ook dat leren hier niet belangrijk is, maar vergis je niet: onderwijs is geen Efteling. Altijd fun en gezellig. Leren doet pijn en vraagt doorzettingsvermogen. Van collega’s eisen we ook dat ze niet te snel de handdoek in de ring gooien. Onderwijs moet niet leuk zijn, maar doeltreffend.”

“We hebben deze school niet opgericht vanuit ons buikgevoel of een paar leukigheidjes. Alles is onderbouwd met onderzoek. De Slim Fit scholen werden opgericht vanuit een wetenschappelijk model om het lerarentekort aan te pakken. Daarbinnen kan je eigen accenten leggen. Wij willen vooral geen talent verloren laten gaan in het keurslijf van onderwijs. Heel wat vernieuwing is van korte duur, maar wij houden toch al 17 jaar stand en onze oud-leerlingen doen het goed in secundair en hoger onderwijs. En binnenkort starten we met een secundaire school.”

“Vraag me niet naar voor- of nadelen, want er bestaan geen goede of slechte onderwijssystemen in Nederland. Elke leerling past op onze school, maar niet elke ouder. Als je voortdurend wil weten hoe je kind het doet in vergelijking met de buurjongen, dan ben je bij ons niet aan het juiste adres.”

Boumediene Belbachir

 

__________________________________________________________________________________________

Dit artikel kwam tot stand in een samenwerking tussen Veranderwijs en Klasse. Klasse is een multimediaal magazine over en voor onderwijs.

Doelgroep(en):
Type locatie:

Comments

Je moet ingelogd zijn om te kunnen reageren